De basis:
Draadmannetje
Rowing in motion: https://www.youtube.com/watch?v=RdVSk3mA9Wk
Afstellen voetenboord/check slidings
Lichaamswerk
De roeibeweging is een doorgaande, cyclische beweging. Het lichaam is steeds in beweging zonder rustmomenten. Er zijn wel tempo verschillen: de haal waarbij het blad in het water is verloopt sneller dan de recover, het moment dat het roeiblad boven water is. De verhouding is 1:1,1 tot 1:1,5. Dat wil zeggen dat de recover 10% tot 50 % langer duurt dan de haal. Door dit tempo verschil wordt het roeien een ritmische beweging: bekijk het draadmannetje! (https://m.youtube.com/watch?v=VZCApvLBezE&pp=ygUTc3RpY2sgZmlndXJlIHJvZWllbg%3D%3D)
Lichaamshouding: In de rusthouding (begin houding voor een haal) zit de roeier ingebogen in de heupen, de romp is opgericht en aangespannen: het “sterk zitten“. Het hoofd is opgericht, de schouders laag en ontspannen en de armen zijn gestrekt, de polsen in het verlegde van de onderarmen.
Bij de uitpik zijn de benen gestrekt, de romp is door een draaiing in de heupen licht naar achter gezet zodat de schouders achter de heupen zijn, de handen (met de handles) komen tot net voor het lichaam, de ellebogen komen tot naast of iets achter de romp. Belangrijk voor de blessurepreventie: de romp blijft de gehele beweging opgericht, de draaiing vindt plaats in de heupen (niet in de
rug!)
Balans: In de rusthouding (stilzittend) moet de roeier beide bladen vast op het water houden, de handles zijn daarbij voor de romp, dit heet ‘veilig boord’ houden aan beide zijden.
Tijdens het roeien wordt de boot in balans gehouden met de riemen, beide handen (en handles) zijn steeds op gelijke hoogte in het horizontale vlak. Daarnaast moet de roeier de balans behouden door zijn romp rechtop te houden, core stability, en aan beide zijden de kraag van de riem in de dol gedrukt houden met de duim, ‘doldruk houden’.
Onbalans wordt veroorzaakt indien de handen te ver uit elkaar zijn in het verticale vlak.
De dol komt dan aan 1 zijde te laag te staan, de boot zal naar deze zijde kantelen met kans op omslaan.
Indien hoge golven naderen, meestal aan BB-zijde, kan de roeier ‘veilig boord’ maken aan één zijde: Met een ¼ bankje oprijden, de knieën licht gebogen, leunt de roeier met een rechte rug mee naar de lage zijde (figuur GOED), de hand met de handle ligt stevig op het bovenbeen, het SB blad blijft vlak op het water rusten. Dan zal er stabiliteit zijn en ontstaat een ‘veilig boord’-positie.
Het BB boord komt hoger te liggen, de golven zullen dan meer onder de boot door slaan.
Deze techniek kan ook gebruikt worden bij alle situaties van aanleggen, wegvaren, en ronden en manoeuvreren wanneer met één riem geroeid wordt. Dit is dan de riem aan de hoge boord zijde.
Bij het ploegroeien is het essentieel dat alle roeiers gelijktijdig bewegen en zich aanpassen aan de haal en het tempo van de slagroeier, het “volgen van de slag “.
De roeihaal
Op Willem III leren we aan de cursisten de zogeheten J-Haal.
Bekijk (weer) het draadmannetje
Bewegings- onderdelen: a. de inpik (de “catch”)
Vanaf de startpositie plaatst de roeier met gestrekte armen met een kleine beweging uit de schouders het blad zonder kracht verticaal in het water tot het blad geheel bedekt is, zonder “back splash”. Daarna volgt
b. de haal
• De roeier zet zich met zijn voeten af tegen het voetenbord in de afzetfase.
• Door de aanspanning van de romp (‘core stability’) wordt de kracht via de schouders, armen en handen naar het blad doorgeleid en wordt het blad door het water bewogen.
• Als een liggende letter J.
• De volgorde is: benen – rug- armen.
• De roeier coördineert de beweging van de riemen via zijn handen en de handles, daarbij houdt het blad steeds dezelfde diepte onder water, in een horizontale lijn met de handen ontspannen als een haak achter de handle: niet knijpen; polsen in een rechte lijn met de onderarmen houden (belangrijk voor blessurepreventie)
De beweging van het roeiblad wordt ook wel “bladwerk” of “waterwerk” genoemd.
c. de uitpik
• Aan het einde van de haal beweegt de roeier beide handen omlaag, het uitzetten, waarmee het blad verticaal boven water wordt gebracht, schoon uit het water, zonder aanhangend water.
• Daarna wordt het blad horizontaal gedraaid en begint de volgende fase.
d. recover
• Na de uitpik worden beide armen gestrekt, weggezet, het blad blijft boven het water, is “watervrij”. Vervolgens beweegt de romp iets naar voren, inbuigen, door te scharnieren in de heupen.
• Hierna begint het rustig oprijden, glijdend over de slidings.
• De volgorde is: armen – rug- benen.
• Wanneer de handen de knieën gepasseerd zijn wordt een begin gemaakt met het verticaal draaien van het blad, zodat het blad klaar staat om de inpik te maken. Het blad mag het water niet raken voordat de inpik wordt ingezet. De recover eindigt als de roeier aan het einde van het oprijden is, de onderbenen verticaal staan en de volgende haal kan beginnen.
e. het strijken
• Om in de richting van de achtersteven te varen maak je een omgekeerde roeibeweging, d.w.z. vanaf de uitzet-houding duw je de handle van je af (‘push’), eerst met de armen, dan met de romp door een scharnierbeweging vanuit de heupen.
• Zorg dat het strijkende blad in de recover met de bolle kant boven blijft. Scullers houden de beide handen altijd bij elkaar.
• De roeier kan ervoor kiezen om met vaste bank te strijken of op te rijden over de slidings.
Voor meer gedetailleerde informatie zie:
Willem III
Theorieboek ‘Het Blauwe Boekje’ 13 https://www.willem3.nl/uploads/blauweboekjew3.pdf
Roeiapp.nl (Jeroen Brinkman): Theorieboek roeien
https://roei.app/downloads
De roeihaal https://roei.app/de-roeihaal
KNRB:
Video de Nederlandse Roeitechniek (2022) https://www.youtube.com/watch?v=iKNWDNbNrfs
De Nederlandse Roeihaal https://knrb.nl/opleiding/de-roeihaal/
Basisbegrippen
https://storage.knrb.nl/2021/12/Handen_aan_de_Boot-Vvoor-2013.pdf
Instructievideos op de site van RV Tromp https://www.ctromp.nl/instructievideos
4. Het roeien
De Roeibeweging (animatie-uitleg) https://www.youtube.com/watch?v=VZCApvLBezE
Roeifouten met uitleg (RZV Naarden)
https://www.roeinaarden.nl/instructie-en-roeitechniek
De basis
Weet waar je bent, kijk om je heen
Ken de commando’s
Voorzie welke acties noodzakelijk/gewenst zijn
Spreek luid en duidelijk
Het gedrag op het water (hoofdstuk 2) is essentieel.
Boten hebben geen linker- of rechterkant maar
• Bakboord/ linkerzijde (rood) van de stuur, voor de roeier rechts/ rood (BB).
• Stuurboord/rechterzijde (groen) van de stuur, voor de roeier links/groen (SB).
Om een boot naar bakboord te wenden moet de bakboordzijde worden afgeremd, en omgekeerd.
Bovenstaande is de kern van het manoeuvreren in roeiboten.
Stuurcommando’s meermansboot
Alle commando’s die tegelijk moeten worden uitgevoerd eindigen met ‘NU’ waarná de actie pas door de roeiers wordt uitgevoerd. Als de actie kan worden beëindigd wordt dit aangegeven met ‘Bedankt’.
Wenden
Om een boot naar bakboord te wenden moet de bakboordzijde worden afgeremd.
‘houden bakboord’ ‘NU’
BB-blad verticaal, handen tegen de buik, evt. als de boot nog vaart heeft, voortzetten door: ‘sterk houden’
BB-blad vertikaal, arm strekken, voortzetten door:
‘strijken bakboord’
BB-riem naar de steven drukken en
‘halen stuurboord’
SB-riem halen, versterken tot:
‘doorronden over bakboord’ roeiers blijven beurtelings strijken BB, halen SB.
Sneller alternatief bij meer ervaren cursisten
‘houden bakboord’ ‘ronden over bakboord’ ‘strijken bakboord’
Variatie in richting en snelheid
‘Stuurboord Sterk’
meer kracht SB, boot zal naar bakboord draaien,
‘Bakboord Best’
meer kracht BB, boot zal naar stuurboord draaien,
‘Light Peddel’ roeier zet weinig kracht,
‘Spoelhaal’
haal zonder voortstuwing,
‘Ronden over stuurboord’ om en om ‘strijken’ stuurboord en ‘halen’ bakboord’ hierbij gaat SB hand mee met BB-hand.
Stoppen
Varende roeiboot stoppen door het blad van beide riemen verticaal in te zetten.
bij inpik ‘Laat’, bij uitzet ‘lopen’
beide bladen uit het water
‘Bladen vast
beide bladen horizontaal op het water
‘Houden beide boorden’
beide bladen verticaal tot nader commando
‘Bedankt’ beide bladen horizontaal op het water
Noodstop
‘Houden beide boorden NU’ beide bladen zo snel mogelijk ‘vast’, ‘houden’, evt ‘strijken’.
Instappen en wegvaren van het vlot
Stuur staat in het midden van de boot en houdt de boot vast, ‘Klaarmaken om in te stappen’ Roeiers brengen waterriem uit en duwt bankje naar achteren,
‘Instappen gelijk’
Roeiers brengen beide riemen in waterhand,
‘Één’
Roeiers stappen met een watervoet op opstapplankje,
‘Twee’
Roeiers zetten landvoet in het voetenboord,
‘Drie’
Roeiers zakken rustig op bankje,
‘Dolkleppen (overslagen) dicht’
Zodra roeiers zitten wordt dolklep gesloten,
‘Handen aan de rand v/h vlot’
Roeiers houden met vlothand het vlot vast (pas op je vingers!),
‘Stuur stapt in’
Stuur stapt in en gaat zitten neemt roertouw ter hand,
‘Uitzetten gelijk’ ‘Nu’
Roeiers duwen tegelijk ferm af, eerst met de vlothanden en daarna voorzichtig met de riemen (pas op voor de bladen).
Wandelen langs het vlot
Soms is het makkelijk om voordat de stuur het commando ‘Uitzetten gelijk’ geeft, de roeiers op te dragen om de boot voorzichtig met de handen langs het vlot richting open water te bewegen.
‘Wandelen langs het vlot’
Roeiers hellen licht over naar waterzijde, en trekken de boot met de handen langs het vlot, eventueel extra:
‘Pas op je vingers’
Roeiers gebruiken vlakke hand, raken vingers niet kwijt in gat
Slippend/strijkend uitzetten
Soms is het onmogelijk (bijvoorbeeld door omstandigheden aan/ van de wal) om de boot door de roeiers met de handen en daarna riemen recht uit te laten zetten (‘Uitzetten gelijk’ ‘Nu’). De stuur kan dan opdracht geven om de boot roeiend uit te zetten.
‘Slippend strijken…Nu’
Roeiers brengen de riemen -met de bladen naar voren- langs de boot, en maken kleine strijkende halen, terwijl de riemen langs de boot blijven.
Wegvaren op het water
‘Slagklaar maken’
De roeier glijdt aan tot de inpikpositie en laat de bladen (horizontaal) op het water drijven,
‘Slagklaar’
Bladen verticaal gedraaid laten drijven,
‘Go/af’
Voetenbord wegtrappen, haal doorzetten.
Aanleggen en uitstappen
Aanvaren met beetje gang in een hoek van circa 30 graden.
‘light paddle’
roeiers zetten geen kracht,
bij inpik ‘Laat’, bij uitzet ‘Lopen’ beide bladen uit het water,
‘Riemen stuur/bakboord hoog’ blad aan vlotkant hoog,
‘Houden SB /BB’ (waterkant) roeier leunt naar waterkant, blad verticaal.
Bij hoge kade
‘Slippen BB /SB’ (walkant)
riemen in lengterichting van de boot,
‘Handen aan de rand van het vlot’ roeiers houden de boot vast, ‘Stuur stapt uit’
stuur stapt uit en houdt boot veilig in het midden vast,
‘Dolkleppen los’
dolkleppen/overslagen aan waterzijde losdraaien,
‘Uitstappen gelijk’
roeier neemt beide riemen in waterhand,
‘Één’
roeier plaatst watervoet op opstapplankje,
‘Twee’
roeier komt overeind (evt. vlotvoet op opstapplankje),
‘Drie plaatst vlotvoet op het vlot en neemt de riem mee. Afbeelding met tekst, diagram, lijn, schermopname
Bijzondere manoeuvres
• Achteruit strijkend aanleggen
• Noodstop maken
• Aanleggen aan een hoge wal,
• Doorvaart van nauwe bruggen (slippen één boord, slippen beide boorden),
• Doorvaart van lage bruggen (met doorvallen),
• Doorvaart van een nauwe (lange) brug met daarin een bocht.